Utrecht Centraal Station, een winterse woensdag ergens in 2002. Ik sta op het grauwe perron, handen diep in de zakken, hoofd teruggetrokken in mijn kraag, te wachten op de trein uit Apeldoorn. In die trein zit mijn vader. We gaan samen een dagje naar Delft. Eindelijk. Hij en ik zijn in Delft geboren en het staat al jaren op de verlanglijst: a trip through memory-lane.
Ik ben blij dat ik in de buitenlucht sta, hoewel zitten mij eigenlijk ook wel fijn lijkt nu. De avond daarvoor had ik het gezellig met mijzelf. Toen de eerste fles wijn leeg was dacht ik: “Nog even deze vibe vasthouden… Ik heb zúlke goeie gedachten en morgen wordt er toch niets speciaals van me verwacht behalve op tijd opstaan… “. De alcohol zit nog in mijn bloed. Witjes en wiebelig doe ik mijn best om helder over te komen. Terwijl ik alle energie nodig heb om rechtop te staan raast het door mijn heen: “Wat een stomme actie! Eéns in je leven ga je dit doen en je verpest het door dat slappe gezuip! Jezus, wat ben jij een slechte dochter … wat een egoïstisch gedrag!”. Gelaten laat ik het over me heen komen. Er is nu toch niks meer aan te veranderen … en bovendien … het is toch waar? Daar ratelt de trein binnen. Ik zie mijn vaders wuivende hand uit het raampje steken en in een flits zijn blije gezicht daarachter. Tussen duwende schouders en een kinderwagen struikel ik naar binnen. De weeïge lucht van brood met kaas, goedkoop parfum en opgedroogde winterjas slaat in mijn gezicht. Ik houd mijn stekende hoofd tijdens de begroeting precies zó in de hoop dat de walm niet opvalt. Daar gaan we, naar Den Haag. We praten wat, hij op zijn gemak, ik vol krachtsinspanning om zo normaal en gezellig mogelijk te doen.
We wandelen door Delft, vanaf het station, via de Phoenixstraat met mijn oude lagere school, over de Spoorsingel waar ik dagelijks onder het viaduct tussen de auto’s door naar school huppelde. We worden herkend en naar binnen geroepen, ach ja, die goeie oude tijd … We kuieren langs zijn geboortehuis bij molen de Roos en dat van mij op het Achterom, boven de smederij van opa. Op de Markt sla ik me, inmiddels groen en geel, door een portie poffertjes heen. Hij vertelt honderduit over dat zijn vader hier ook al kwam met zijn voetbalvrienden en hoe hij daar, aan dat tafeltje verderop, met mijn moeder over trouwen sprak. Ik houd de poffertjes binnen en mijzelf staande. Op de automatische piloot verder. We lopen langs De Nieuwe Kerk waar hij op het dak gewerkt heeft als loodgieter, een hoogtepunt in zijn leven, de Beestenmarkt waar mijn zus ooit op koninginnedag een prijs won voor haar gekleide konijn en zo gaan we, via een ijsje bij van Bokhoven - dat niet meer is zoals het was en werkelijk een smet op de herinnering - weer naar het station richting het Oosten. In Utrecht stap ik uit. De alcohol is uit mijn bloed, ik begin wat op te knappen. Ik ben blij dat ik het heb volgehouden vandaag en dat mijn vader een leuke dag had. Mijzelf heb ik er geen cadeautje mee gegeven en dat terwijl ik mij er toch ook zo op had verheugd. Onderweg naar huis besluit ik dat het nu eindelijk eens een keer afgelopen moet zijn met dat egoïstische, zielige gezuip! “Vanaf nu is het écht klaar! Anders wordt je zo’n armetierig miezerig typje! Het is niet meer toegestaan om elke dag te drinken”, zo spreek ik met mijzelf af, het mag hooguit in het weekend en áls je thuis alleen drinkt, dan maximaal 2 glaasjes.” Gelukkig, dat voelt al een stuk beter.
Die avond drink ik thee en lig ik er vroeg in. Bij het wakker worden is er weemoed over mijn stommiteiten vermengd met een vleug van trots dat ik gisteren niet heb gedronken. Daar wordt al snel korte metten mee gemaakt: “Ja Hállo, één avondje niet drinken en daar trots op zijn? Pffff, dan ben je wel echt een watje, dan ben dus écht een alcoholist. Nee hoor, daar is niks bijzonders aan, wees er maar niet te blij om”. Oké, dan niet. Fris fiets ik naar mijn werk en reageer met gemaakt enthousiaste en omtrekkende bewoordingen op geïnteresseerde collega’s die wisten van mijn dagje uit. Ik ben hoopvol voor de toekomst. Vanmiddag even wat boodschapjes doen, verse sapjes en een lekkere extra dure thee, ik spaar immers geld uit op de wijn?
De teamvergadering in de middag is niet echt motiverend. De voorzitter tikt agendapunten af als een verveelde monteur in de assemblage. Een paar, wegens de gemeenteraadsvergadering morgen, spoedeisende onderwerpen worden er tussendoor gefrommeld en de voorstellen voor mijn project naar een volgende keer doorgeschoven. Alweer! Leeggelopen ga ik naar de winkel en verzamel thee en sapjes in mijn karretje … in een ooghoek zie ik de schappen met wijn en bier. Zonder er nou echt over na te denken stuur ik er op af. Het is donderdag. Ik had beloofd alleen in het weekend én niet alleen te drinken maar ja, ik kan beter een beetje afbouwen, toch? Bovendien, het was zó frustrerend dat ik weer niet mijn ideeën uit de doeken kon doen en … ik had immers gister niet gedronken? Als ik nu een paar van die kleine flesjes neem waar 2 glazen uit gaan? Dan kan ik het op die manier doen! Dat is een goed idee!! En als dat niet lukt, dan stop ik maandag echt. Ik neem 4 flesjes mee voor de komende dagen. Dat geeft me een goed gevoel zeg! Thuis ga ik koken en schenk ik een glas wijn in. Zie je wel, ik kan het wel! Genieten, smaak proeven, de wijn over je tong laten rollen, precies zoals wijn bedoeld is. Bij het eten nog een glas. Heel cool. Daarna ga ik aan de thee. Geen centje pijn, niks aan de hand. Zie je wel? Geen alcoholist!
Op vrijdagmiddag verveel ik me. Ik hang voor de tv, heb niet echt zin om uit te gaan. Al die drukte, ik ga liever een beetje chillen thuis. Ik maak mijn rantsoen-flesje open, kaasje erbij, lekker hoor. Om 18:00 is het op. Nou ja, die tweede kan ook wel. Ik hoef morgen nergens heen en het moet kunnen, nu is het weekend. Ik smoor mijn schuldgevoel met het derde flesje.
De volgende ochtend vind ik mijzelf een slappe trut en walg ik van mijzelf. Dit gaat nooit lukken op deze manier … Maar ik weet ook niet hoe wel. Ik geef het voorlopig maar even op. Over een week ga ik wel weer een nieuw plan maken.
Hoe het verder ging? Dat lees je in het boek De Kunst van Nuchter Leven.