Toen ik klein was begon de verjaardagsvreugde een paar weken daarvoor. Mijn moeder zette mij aan tafel en samen gingen we het feest voorbereiden. Werd het een kabouterfeest, knutselfeest of toch liever iets met buitenspelen, welke kinderen mochten er komen en ... wat wilde ik op mijn verlanglijstje? Steevast stond bovenaan: een hond. En steevast kwam die er niet. Ik was te jong om er alleen voor te zorgen, het was onhandig met de vakanties en mijn enthousiasme zou als het nieuwe er af was over gaan. Het werd uit mijn 4, 5 en 6-jarige hoofdje gepraat. Dachten ze. Want ik hield vol. ’Hond' bleef het verlanglijstje aanvoeren. De tegenargumenten werden een jaarlijks terugkerende mantra. Ondertussen wandelde ik als 7-jarige met Candra, de cocker spaniel van de oude eenzame buurman, en dwaalde ik als puber door de Zutphense uiterwaarden met Plobber, de herder van het gezin waar ik op de kinderen paste. En er kwamen cavia’s. Lieve diertjes die het dichtst bij hond in de buurt mochten komen. Ik vertroetelde ze, speelde dierenartsje en leerde ze kunstjes. Voor zover dat mogelijk was. Al vroeg kende ik de troost van dieren. Hun gezelschap gaf me warmte en vanzelfsprekendheid.

De donkere jaren

In mijn puberteit en de jaren rond mijn twintigste kende ik perioden van aanzienijke somberheid. Als introvert vond ik het benauwend en ondoenlijk om contact te maken, vriendschap te hebben. Ik had geen idee hoe van dat ongemak af te komen en vond in alcohol een pragmatische vriend. In mijn studententijd creëerde ik het clichébeeld van de vrolijke, outgoing, spontane meid die als laatste het feest verliet. Dat kon ik dankzij de alcohol. Het functioneerde. Ik functioneerde. Maar thuis, wanneer de façade was afgelegd voelde ik de discrepantie tussen wie ik diep van binnen ben en wat ik liet zien. De sombere gevoelens, de verscheurende eenzaamheid, het gevoel van onvermogen om mijzelf op een natuurlijke manier in de wereld in te brengen, contact te maken, werden afgeblust met een glas – en later een fles - wijn. Tot een keerpunt rond mijn 22e. Het leven was zinloos en ik ongevoelig. Alleen. Het enige wat er was: een absoluut besef van onvermogen om te kunnen leven. De uitweg lag in 1 vraag die ik mijzelf stelde: als je toch zou willen leven, wat zou je dan willen? Een hond kwam niet bij me op. Ik kon geen liefde voelen of me verbinden. Wel wilde ik op een plek zijn waar ik me kon laten vallen, één kon zijn met de natuur. De zee, daar wonen en zijn. Zijn zonder omhaal. Dat is wat ik wilde. Geen verantwoordelijkheid, geen verbinding, geen niks niet. Ik vond een plek in Noordwijkerhout en, als ik er nu op terugkijk, wortelde me het jaar daarna in eigenheid. Ik dronk dat jaar geen alcohol en ontluikte langzaam maar zeker vanuit het niets op mijn eigen manier en in mijn eigen tempo.

De heerlijkheid van alcohol

Ik vond mijn weg in de organisatie van events, verhuisde terug naar Utrecht en ging aan de slag als freelancer. De ooit tegen mij uitgesproken argumenten om geen hond te nemen, werden ook mijn eigen waarheid zoals dat gaat met ouderboodschappen. En natuurlijk, op praktisch gebied is het ook waar: een hond heeft verzorging, tijd en aandacht nodig en als je alleen leeft is dat best ingewikkeld. Met een hond kun je iets anders niet. Ik leefde door en deed mijn ding terwijl in de spelonken van mijn onvervuld verlangen de hondenwens zich verborgen hield.

In het werk op festivals vond ik ook weer de heerlijkheid van alcohol. Het was overal, iedereen deed het en ik greep glas na glas dankbaar aan. Alcohol, het perfecte sociale glijmiddel. Bovendien het ideale middel om alle verlangens die diep in je leven en die je denkt niet te kunnen verwezenlijken, in de kast te houden. Een prettige bijwerking is dat je ook de pijnlijkheid daarvan niet voelt. Alleen thuis op de bank, met een mooie bourgogne en een knap stukje kaas kon ik de illusie in stand houden dat ik het prima voor elkaar had. Tot dit leven scheurtjes begon te vertonen. Een toename van smerige katers (want ja, er zijn ook zoete katers), destructieve acties en foute mannen, in combinatie met angstige slaapwandelingen, leidden tot het radicaal stoppen met drinken.

Rust, reinheid, regelmaat

Een nieuw leven brak aan. Een saai leven. Tenminste, zo zou ik het voorheen genoemd hebben. In de praktijk bleek ik goed te gedijen in een bestaan van rust, reinheid en regelmaat. Drinkvrienden verdwenen, soms met spijt, uit mijn leven en anderen kwamen. De verwaarloosde verlangens werden niet langer verdoofd en smeekten om aandacht, als hongerige vogeltjes in een nest. Een man, een kind, een hond … het gemis aan verbinding en contact kwam aan het licht. Nuchter en voorzichtig ging ik daarmee oefenen. Het bracht me aan het daten met al het gesodemieter van dien. Onzekerheid, verlegenheid, aantrekken, afstoten, angst, teleurstelling … Zo ontmoette ik de man waar ik hals over kop voor viel. Om hem en om zijn hond. Siep, een mooie jonge flatcoat retriever. De kortstondige relatie met de man deed me zweven zoals ik nooit eerder had gedaan en de breuk een paar maanden later kerfde een litteken. Zijn tekst: “Het stopt Petra, je bent toch niet helemaal zoals ik had gehoopt” maakte een einde aan mijn sprookje door wonderland. Ik zie ze nog wegrijden hier uit de straat. Een warme lome middag in augustus. Zo’n dag waarop je het stof kunt ruiken. Daar ging hij. Met Siep. Siep die de weken daarvoor vaker bij mij was dan bij hem. In de blik waarin ik ze nakeek bezwoer ik mijzelf dat er een hond zou komen. Ik vertelde het een vriendin, dat ik deze eed had afgelegd. Een jaar later was zij het die aan mij vroeg: hoe is het met je en hoe zit het eigenlijk met die hond?

Mijn hond

Ik had me weer laten verleiden door de oude mantra’s. Dat het onhandig is. Dat ik van alles moet regelen. Dat het geld kost. Dat ik dan niet langer vrij ben. Ik surfde op internet om me een beetje te oriënteren, zo hield ik mijzelf voor. In werkelijkheid was ik moed aan het verzamelen en zat ik te wennen aan het idee, terwijl deep down het besluit genomen was. Een kruising van iets met labrador, een teefje, dat zou het worden. Een vriendelijke hond die mensen niet zou afschrikken als ze mee ging naar het werk en die toch ook lekker groot en stevig was.

Een paar dagen later reed ik, mijn handen omklemden met witte knokkels het stuur, naar Friesland om een nestje te bekijken. Ik was de eerste en had volop keus. Ik deed de testjes met de pups zoals ik had gelezen in de boeken van Martin Gaus. Eén hondje had ook wat witte vlekjes en een ruigere vacht, dat is toch wat origineler en unieker dan een gewone lab, zo bedacht ik. Het hondje ging mee in een hobbybox op de voorstoel en wilde er alsmaar vandoor. Het piepte, jankte, plaste en liet zich niet aanhalen. Ook ik was in een staat van verbijstering.

Na een uur rijden kwam ik wat tot rust. Dit hondje en ik. Het wrikte en schuurde. Mijn hart deed niet mee. Ik was ook gespannen en angstig. Deze onderneming was zó groot en enorm geworden. Ik had mentaal, en vanuit een idee dat ik het perfect moest doen, dit hondje meegenomen. Ik stopte op een parkeerplaats. Het hondje ontsnapte en ik moest mijn best doen om het te pakken te krijgen. Dat hakte de knoop door. Dit was niet het goede hondje. Ik belde de eigenaren die nogal gepikeerd reageerden dat ik toch al zoveel tijd had gehad bij het uitkiezen. Ik hield voet bij stuk. Als dit hondje en ik 10 jaar of meer samen zouden zijn, dan mocht het nu wel een extra half uur duren. Ik reed de 5 kwartier terug en bedacht dat niet ík zou kiezen, maar het hondje. Zij die als eerste naar mij toe kwam zou het worden. En zo geschiedde. De 5 teefjes, voor mij wakker gemaakt, schuierden slaapdronken over de binnenplaats tot eentje zich uit de groep losmaakte, met haar puppenblauwe ogen pienter mijn kant op keek en op me af kwam hobbelen. Ik aaide haar, ze leunde tegen me aan. Ik pakte haar onder haar bolle kontje. Dít was mijn hond. Onderweg knabbelde ze wat aan mijn hand die ze met haar dikke poten vasthield, draaide zich in een krulletje in de hoek van haar doos en viel, na een diepe zucht, in slaap.

 

Kraamtijd

Die eerste dagen waren een kraamtijd. Een roze wolk waarbij ik mij regelmatig afvroeg hoe het mogelijk was dat dit zomaar kon, dat ik niet eerst één of ander moeilijk examen had moeten afleggen om dit wezentje onder mijn hoede te krijgen (en daarmee ook het ontstellende besef dat mensen zomaar baby’s kunnen krijgen … ). Het hondje kreeg de naam Yke, in lijn met haar - half Friese stabij - moeder Femke. Uit die eerste weken stamt één van de zoetste herinneringen. Ze sliep in de bench die naast mijn bed stond. ’s Morgens als ik mijn ogen open deed lag ze naar me te kijken, stilletjes. En zodra ik haar aankeek kwam de kwispel in de staart en de beweging in haar lijfje. Zó zoet … Overwhelming.

Alles was nieuw en we leerden gretig. We gingen naar puppenklas, ’s nachts er uit voor plasjes, voor het eerst wandelen aan de lijn, kennismaken met de dierenarts, loslopen en toch ook op mij blijven letten, voor het eerst zwemmen. Er ontsloot zich een wereld waarin ik volkomen onervaren en nieuw was. Het was veel van wat ik had gedacht én heel veel meer dan wat ik had verwacht.

Liefdevol laten

Mijn leven met Yke was compleet nieuw. Alle aannames en overtuigingen die ik eerder had waren waar. Het kostte tijd. Het vroeg toewijding en keuzes. Zo ging ik voorlopig niet meer op vakantie. In de eerste jaren ging ze als ik een paar weken van huis was om te werken op een festival, naar het pension en later uit logeren. Vaker wilde ik niet van haar gescheiden zijn. Het punt is - en dát had ik niet verwacht - ik taalde er niet naar. Haar belang werd mijn belang. Haar welzijn het mijne. Daarvoor had ik ook een hoop te laten. En dat was helemaal ok. De zorg voor haar, voor ons leven, vroeg offers die ik met liefde deed.

Vanzelfsprekend contact

Er ontsloot zich een tot dan toe onbekende wereld, die van de hondenmensen. Op de dagelijkse wandelingen kwam ik in gesprek met buurtgenoten met wie ik anders nooit contact zou hebben. Heel andere types dan mijn vrienden en collega’s. Maar met hond. De gemeenschappelijke deler, de hond, was het voertuig van het contact. Mijn introverte ongemak smolt als sneeuw voor de zon in die momenten. Er hoefde niet veel gezegd te worden. Het hoefde nergens over te gaan. De hondjes speelden wat of je zei: koud hè, vandaag? Weinig om het lijf, maar wel degelijk contact. Het idee dat geluk en voldoening lag in groots en meeslepend leven maakte plaats voor ervaringen van eenvoud en oprechtheid. De spanning rondom, en de gedachten over, mijn isolement veranderden. Het werd allemaal een stuk simpeler.

 

Ruimere wereld

Drie keer per dag kwam ik buiten, moest ik in de benen, de deur uit. Er was veel meer dan de computer, de blik op de muur of de interessantheid van mijn eigen gedachten. Ook als ik een keer géén zin had in buiten zijn of wandelen heb ik nooit verzaakt. Dat was trouwens onmogelijk. Als deze energiebal zich niet flink kon uitleven brak ze de boel binnen af. Ik liep. Ik was fit. Ik was buiten. Mijn wereld werd ruimer. Letterlijk en figuurlijk. In plaats van dat ik het allemaal zelf voor elkaar moest zien te boksen, mijn geluk moest creëren, was ik niet langer het enige of enige belangrijke. Ik kwam uit mijn hoofd.

Gewone verwondering

Haar nieuwsgierigheid en onbevangenheid werkten aanstekelijk. Zo kan het ook. Zo kun je ook door het leven huppelen. Zo kun je in al het gewone iets bijzonders zien. De manier waarop ze de wereld ontdekte: een dwarrelend blaadje werd een klein wonder waar haar oren nieuwsgierig van omhoog gingen, ieder mens dat we tegenkwamen was een potentiële vriend, elk watertje een mogelijkheid voor een sprong en zwemmetje of, als het niet zo diep was, een kans om even goed in de modder te graven.

 

Trouwe troost

En natuurlijk was ze trouw gezelschap. Met haar heb ik de pijn van eenzaamheid, van het niet hebben van een man en kind, kunnen doorleven. Belangrijke jaren van heelworden. Mijn handen in de warme dikke vacht rond haar hals, onze hoofden dicht bij elkaar. Haar grote poten die altijd olleke-bolleke-bovenop wilden.

Voordat Ykje kwam had ik bedacht dat ik niet zo'n hondebaas zou worden die haar hond zou behandelen als een kind. Niet van dat getrut. En ik weet nog goed, ze was nog geen jaar, dat daar de klad in kwam. Keurig volgens de boekjes en om de rangorde in stand te houden was het Yk verboden om op de bank of op het bed te komen. Tot ik ziek was op een dag. Zo miserabel. Ik liet haar op bed en ze kroop in het holletje bij mijn buik. Wat was dat heerlijk! Haar warmte, de tevreden slaap. Waarom zou ik dat mijzelf en haar ontzeggen alleen omdat het in de boekjes staat? Ze bleef de 10 jaar daarna aan mijn voeten slapen, tot Jan in mijn even kwam, want dat werd een beetje druk.

Wij werden papa en mama. Alle overtuigingen en aannames over wat truttig is en wat wel of niet hoort, wat wel of niet beter is, gingen overboord.

Er was, en is, nog wel eens het idee dat je het ook echt met mensen moet kunnen, contact, en dat het met een dier een soort surrogaat is. Dat wanneer je vooral liefde voelt voor dieren je niet echt geslaagd bent als mens. Maar hey, fuck it! Ook die overtuiging kan de brandstapel op. Het zijn juist dieren die mij ontvankelijk kunnen maken voor mensen, me kunnen laten vergeven en me de waarheid van mijn hart doen herinneren. Mijn poort naar liefde noemde ik haar in een facebook bericht. Dat is wat ze is.

De pijlers van vreugde

Vorig jaar las ik Het boek van Vreugde (2017) uitgegeven door Harper Collins en geschreven door Douglas Abrams. Het boek is een dialoog tussen Zijne Heiligheid de Dalai Lama en Aartsbisschoep Desmond Tutu over vreugde. In hun gesprekken vertellen zij dat vreugde en geluk neveneffecten zijn van eigenschappen of manieren van kijken naar de wereld en jezelf. Er zijn in het boek 8 pijlers geformuleerd waarvan vreugde het neveneffect kan zijn. De eerste vier zijn pijlers van de geest (perspectief, nederigheid, humor en acceptatie), de andere 4 zijn pijlers van het hart (vergeving, dankbaarheid, compassie en edelmoedigheid). Ik realiseer me nu dat Yke al die jaren bijdroeg aan een effectieve beoefening van deze pijlers. Ze groeiden de afgelopen 13 jaar en werden vanzelfsprekender in mijn dagelijks leven.

De goedheid van het bestaan

Voor Yke in mijn leven kwam was mijn bestaan gekleurd door soms enthousiast, vaak verbeten en zo nu en dan wanhopig zoeken naar verdieping zonder enig idee te hebben hoe en waar ik die moest vinden. In het leven met Yk ging ik zien dat het er al is. Het eenvoudigweg zorgen voor dit beestje verminderde het piekeren. Keuzes maken werd makkelijker. Genot en plezier beleven ging vanzelf in het lopen in de wind en het spelen met stokken. Om de lol en nergens anders om.

Yk had veel vrienden. Ze had een metersgroot aura van vriendelijkheid en pure, trouwe goedheid. Op Facebook schreef iemand dat zelfs mensen die niet van honden hielden voor Yk door de knieën gingen. Ze was buitengewoon ontwapenend. Op de camping kreeg iedere gast 's morgens een persoonlijke begroeting. Wie bij haar in de buurt was vond dat meestal fijn. Ze heeft ongelofelijk veel vrienden gemaakt in haar leven. Er zijn heel veel harten, al is het maar voor een moment, gesmolten in haar nabijheid. Het was zo een ongelofelijke vriendelijke lieverd. Bij Yk was het vanzelfsprekend om in contact te zijn met de goedheid van het bestaan.

Ze kreeg arthrose en de afgelopen jaren medicatie en pijnstillers. De laatste weken bleek ze blaaskanker te hebben ging ze snel achteruit. Haar aanhankelijkheid, de pure trouwe goedheid maakten dat het lastig was haar leven te beeindigen. Ze bleef kwispelen en olleke-bolleke met haar dikke poten op je handen in de weer tot op het laatst.

De zoete leegte

Nu, een paar weken na haar overlijden, voel ik me geamputeerd, is er een schraal gat, veel momenten op de dag. Het snijden van de komkommer zonder koppie naast het aanrecht dat hoopvol wacht tot er een schilletje valt, haar mand die niet meer naast de kachel staat, de stilte in de nacht zonder haar gesnurk of getrippel op de vloer. Nog steeds zetten we nét niet de lege yoghurtbakjes op de grond. Geen hond meer voor de deur, die halstarrig naar de deurknop kijkt om aan te geven dat ze graag naar bed wil. De schaduw die er altijd bij wilde zijn, onder de mensen. Zoet om te herinneren hoe veel ze er was en nu nog is.

Neem een hond

Ik hoop dat iedereen die alleen is, zich eenzaam voelt, niet weet hoe liefde te leven, zijn hart op slot voelt of neigt tot teveel navelstaren, een manier vindt om samen te leven met een hond, one way or the other. En als een hond niet kan, neem dan een ander dier onder je hoede Een poes, een hamster of de vogels buiten. De zorg voor een ander levend wezen is ongelofelijk relativerend, helend en brengt vreugde.

Lieve Yk, of Blekdok zoals ik je op internet ook wel noemde, je hebt mij behoed voor een leven vol ingewikkelde tobberigheid en gezorgd dat ik uit de zelfgesponnen cocon brak, naar buiten en in beweging kwam.

Ik ben echt ongelofelijk superblij dat je mij hebt uitgekozen.